oip@oipbelgique.be

Op 1 september 2023 treedt een belangrijke hervorming in werking. Vanaf die datum zullen veroordeelden aan wie een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar wordt opgelegd, deze straf ook effectief uitzitten in de gevangenis. Pas nadat ze een derde van hun straf hebben uitgezeten, kunnen ze bij de strafuitvoeringsrechter een voorwaardelijke invrijheidstelling aanvragen. Tot op heden heeft de overgrote meerderheid van hen deze straffen buiten de gevangenis uitgezeten: automatisch kregen ze een enkelband en na enkele maanden kregen ze voorlopige invrijheidstelling. In een artikel dat op 29 augustus in de krant Le Soir verscheen, verklaarde Vincent Spronck, voorzitter van de vereniging van directeurs van Franstalige gevangenissen, dat de vereniging had berekend dat de hervorming zou leiden tot de opsluiting van 150 bijkomende gedetineerden per maand, alleen al in Brussel en Wallonië (https://www.lesoir.be/533882/article/2023-08-29/surpopulation-en-prison-lapplication-des-petites-peines-fait-craindre-le-pire).

Bovendien eindigt op 31 augustus de maatregel voor de vervroegde invrijheidstelling voor bepaalde veroordeelden die nog maar zes maanden moesten uitzitten (ingesteld tijdens de periode van de gezondheidscrisis).

Terwijl de gevangenispopulatie de afgelopen jaren stabiel was gebleven rond de 10.500 gedetineerden en tijdens de coronacrisis zelfs aanzienlijk was afgenomen (9500 gedetineerden), is deze sindsdien gestaag gestegen tot meer dan 11.500 gedetineerden in de afgelopen maanden. Op 15 augustus 2023 waren er 11.561 gedetineerden voor 10.406 beschikbare plaatsen, waarbij de overbevolking voornamelijk geconcentreerd is in bepaalde instellingen.

De overbevolking van gevangenissen leidt tot diep vernederende, zelfs onmenselijke detentieomstandigheden voor gedetineerden, en tot onaanvaardbare arbeidsomstandigheden voor het penitentiair personeel. In deze context is het verbijsterend dat de groei van de gevangenispopulatie zou doorgaan; integendeel, er moet alles aan gedaan worden om de gevangenisinflatie te beperken.

Als antwoord op de problematiek, breidt de minister van Justitie het gevangenissysteem steeds verder uit door nieuwe gevangenissen te bouwen, nieuwe detentiehuizen te openen, enzovoort. Het is echter al geruime tijd geweten dat het creëren van meer gevangenisplaatsen de gevangenisinflatie niet vermindert, integendeel. Het recente bewijs hiervan is dat de opening van de gevangenis van Haren niet geleid heeft tot de sluiting van de drie Brusselse sites van Vorst, Berkendael en Sint-Gillis. In Sint-Gillis verblijven immers nog steeds talloze gedetineerden en Berkendael zal uiteindelijk een gevangenis blijven (onder de noemer van detentiehuis).

De minister schuift ook de verantwoordelijkheid af op de magistraten. De wet die de uitvoering van deze zogenaamde « korte » gevangenisstraffen regelt, werd in 2006 aangenomen en de minister kon de inwerkingtreding ervan niet eindeloos uitstellen. Het systeem van automatische toekenning van enkelbanden en voorlopige invrijheidstelling aan veroordeelden met deze korte straffen werd immers sterk bekritiseerd. Enerzijds vanuit juridische hoek: een opgelegde straf moet worden uitgevoerd zoals de Grondwet het voorschrijft, anderzijds vanuit straffilosofisch oogpunt: als de straf bepaalde doelen heeft (herstel, re-integratie, rehabilitatie, enz.), moet deze worden uitgevoerd om deze doelen te bereiken. De tot nu toe geldende regeling had ook een averechts effect: het idee dat korte straffen niet zouden worden uitgevoerd, bevorderde het gebruik van de voorlopige hechtenis als middel voor onmiddellijke bestraffing en het opleggen van langere gevangenisstraffen om ervoor te zorgen dat veroordeelden effectief in de gevangenis zouden verblijven. De toepassing van de nieuwe regeling, waarbij opsluiting de regel is en voorwaardelijke invrijheidstelling niet langer automatisch is, zou dan ook moeten leiden tot een verandering in het gebruik van vrijheidsberoving door de magistraten: minder voorlopige hechtenis en kortere gevangenisstraffen.

Verschillende voorstanders van de hervorming rekenen dan ook op een verandering in hoofde van rechters in hun beslissingen betreffende de straftoemeting. Zo stelde de toenmalige minister van Justitie Koen Geens, die tevens meewerkte aan de implementatie van de hervorming, het volgende: « Als de strafrechter weet welk gevolg wordt gegeven aan de door hem uitgesproken straf kan dit op zijn beurt aanleiding geven tot minder zware straffen. »[1] Een huidige voorzitster van een strafuitvoeringsrechtbank het parlement in gelijkaardige zin te woord: « Als de correctionele rechter weet dat elke straf een begin van uitvoering krijgt en dus ook een opvolging, dan zal dit ook een wijziging in de straftoemeting teweegbrengen. »[2] Rudy Van De Voorde, algemeen directeur van de penitentiaire inrichtingen, heeft aan parlementsleden aangegeven dat zijn ervaring uitwijst dat « er zonder een shockeffect niet veel zal veranderen.”[3]

Dit schokeffect moet er vandaag komen, en de Belgische afdeling van de OIP (Observatoire International des Prisons) doet een dringende oproep.

Ze roept alle advocaten op om rekening te houden met deze hervorming in hun pleidooien. Ze roept alle magistraten op om hun praktijken met betrekking tot het gebruik van voorlopige hechtenis en de straftoemeting aan te passen in het licht van deze hervorming.

Ze herhaalt ook dat, zowel in het Belgisch recht als in internationale verdragen, de keuze voor een gevangenisstraf het laatste redmiddel, het ultimum remedium, moet blijven.

Hoewel advocaten en magistraten op de eerste rij zullen staan om de schokgolf te beperken, kunnen er ook andere maatregelen worden genomen door de overheid.

De Belgische afdeling van de OIP roept daarom ook de federale minister van Justitie op om te stoppen met investeren in de uitbreiding van het gevangenissysteem, maar in plaats daarvan aanzienlijk meer menselijke middelen in de gevangenis in te zetten. Zonder voldoende personeel ter omkadering van veroordeelden tijdens hun detentie, zal de straf beperkt blijven, zoals nu vaak het geval is, tot haar vergeldingsfunctie (« leed toebrengen »), en  zullen de doelen van herstel, sociale integratie en rehabilitatie dode letter blijven.

Ze vraagt ook aan de minister om de gevangenispopulatiestatistieken openbaar te maken en ze elke week te verspreiden aan alle balies en magistraten betrokken bij strafzaken, evenals aan parlementsleden.

Ze roept de ministers van de Gemeenschappen met deze bevoegdheid op om meer justitieassistenten en leden van externe diensten aan te nemen om de begeleiding bij re-integratie te versterken.

Ze roept de parlementsleden op om door te gaan met het hervormen van het Strafwetboek met als doel een daadwerkelijke vermindering van de gevangenisinflatie.

[1] Verslag van de tweede lezing van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 (…) namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door Laurette Onkelinx et Stefaan Van Hecke, Parl. St. Kamer 2018-19, n°54-3527/010, p. 10.

[2] Verslag van de eerste lezing van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 (…) namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door Laurette Onkelinx et Stefaan Van Hecke, Parl. St. Kamer 2018-19, n°54-3527/007, p. 28.

[3] Verslag van de eerste lezing van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 (…) namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door Laurette Onkelinx et Stefaan Van Hecke, Parl. St. Kamer 2018-19, n°54-3527/007, p. 58.